Spreekwoorden, gezegden en spreuken

Aangetrouwd is maar aangewaaid.
Geen echte familie.

Een aardje naar zijn vaartje hebben.
Hij lijkt op zijn vader.

Ergens een broertje aan dood hebben.
Iets niet graag doen.

Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinenkast.
Voorzichtig zijn.

Snelle moeders, trage dochters.
Als moeder al het werk doet leert de dochter niet werken.

Onder de pantoffel zitten. / Onder de sloef liggen.
Niets te zeggen hebben.

Bij moeders pappot blijven.
Niet trouwen.

Wie niet horen wil, moet maar voelen.
Wie niet luistert naar goede raad moet de gevolgen maar dragen.

Jong geleerd is oud gedaan.
Wat men jong leert, vergeet men vaak niet meer.

Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Aan de taal van het kind weet men iets van de ouders.

Hoe jonger hoe botter, hoe ouder hoe zotter.
Jonge mensen zijn soms onbeleefd, oudere mensen trekken zich minder aan van hun omgeving.

Een kinderhand is gauw gevuld.
Vlug tevreden zijn.

Leergeld betalen.
Nog veel moeten leren.

Aan de leiband gaan.
Niet zelfstandig zijn.

Uit de biecht  klappen.
Dingen vertellen die men moet verzwijgen.

Te groot voor het servet, maar nog te klein voor het tafellaken.
Geen klein kind meer zijn, maar nog niet volwassen.

Mossel nog vis.
Geen klein kind meer zijn, maar nog niet volwassen.

Men moet het takje buigen als het nog jong is.
Het karakter moet men vormen vorderen als men nog kind is.

Het  afleggen.
Niet meer verder kunnen.

Over de doden niets dan goeds.
Geen kwaad spreken over een dode.

De dood heeft geen kalender.
Onverwacht.

Arm en rijk zijn voor de dood gelijk.
Iedereen moet sterven.

De een zijn dood de ander zijn brood.
Iemands werk krijgen na zijn dood.

Een doodshemd heeft geen zakken.
Je kunt je geld niet meenemen wanneer je sterft.

Zijn eigen graf graven.
Werken aan zijn eigen ondergang.

Magere hein tegenkomen.
Sterven.

Het hoekje omgaan.
Sterven.

Van kant maken.
Vermoorden. 

Zich laten kisten.
Zich laten vangen, met zich laten sollen.

Krakende wagens rijden het langst.
Wie vaak ziek is, leeft soms heel lang.

Onder de groene zoden.
Begraven zijn.

Appelen voor citroenen verkopen.
Bedriegen.

Voor een appel en een ei.
Goedkoop.

Met dubbel krijt schrijven.
Twee maal aanrekenen.

In het krijt staan.
Schulden hebben.

Oog om oog tand om tand.
Kwaad met kwaad vergelden.

Iets onder vier ogen regelen.
Iets regelen tussen twee mensen.

Door het oog van de naald kruipen.
Op het nippertje ontsnappen aan iets.

Het gaat hem voor de wind.
Goede zaken doen.

Na regen komt zonneschijn.
Goede tijden na slechte tijden.

Wie wind zaait, zal storm oogsten.
Wie ruzie maakt zal ruzie krijgen.

Hoge bomen vangen veel wind.
Hoog staande mensen kunnen soms veel tegenslag hebben.

Van de wind kun je niet leven.
Men moet werk hebben om te kunnen leven.

Hij kruipt van de regen in de drop.
Het wordt steeds erger.

Nieuwe bezems vegen schoon.
Nieuwe arbeiders houden zich meer aan de regels.

Van het bovenste bordje.
Iets speciaals.

Met de deur in huis vallen.
Zonder omwegen zeggen wat men denkt.

Dat is de druppel die de emmer doet overlopen.
Dat laatste iets deed de ruzie ontstaan.

Eigen haard is goud waard.
Het belang van een eigen huis te hebben.

Vele kleintjes maken één grote.
Men moet spaarzaam wezen.

De lakens uitdelen.
Het voor het zeggen hebben.

De tafel voor de deur brengen.
Openbaar verkoop.

Eenieder veegt zijn eigen straatje schoon.
Men denkt meer aan zichzelf dan aan anderen.

Beter ermee verlegen dan erom verlegen.
Het nut van iets de bewaren.

Iemand de mond zemen.
Vleien.

De appel valt niet ver van de boom.
Kinderen lijken op hun ouders.

Een rotte appel in de mand, maakt het gave fruit te schand.
Een slecht mens kan een hele groep slecht maken.

Door de zure appel heen bijten.
Het begin is lastig maar doorzetten.

Voor een appel en een ei verkopen.
Niet duur.

Schone appels zijn ook wel zuur.
Alles is niet zo mooi als het eruitziet.

Een appeltje voor de dorst.
Sparen voor moeilijkere tijden.

Een appeltje schillen.
Nog iets onaangenaams verrekenen.

Koud bier maakt warm bloed.
Te veel drinken kan tot ruzie lijden.

Eigen bier smaakt het best.
Wat men zelf gemaakt heeft lijkt altijd beter.

Zijn eigen boontjes doppen.
Zorgen voor zichzelf.

Wie boter op zij hoofd heeft, moet niet in de zon gaan staan.
Wie schuldig is moet de aandacht niet op zich trekken.

Met zijn neus (gat) in de boter vallen.
Veel geluk hebben.

Boter aan de galg smeren.
Energie verspillen aan iets die niets waard is.

Boter bij de vis.
Wie koopt, betaalt (onmiddellijk).

Niet boteren.
Niet overeen komen.

Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Men kiest voor zijn werkgever dus spreekt iemand ook goed over zijn werkgever.

Op zijn brood geven/krijgen.
Eens goed de waarheid (zijn gedacht) zeggen.

Het brood uit de mond sparen.
Zichzelf opofferen.

De buikriem aanhalen.
Zuiniger leven.

Beter een half ei dan een lege dop.
Beter iets dan niets.

Het ei van Columbus.
Onverwachte oplossing voor een schijnbaar onoplosbaar probleem.

Op eieren zitten.
Zenuwachtig op iets zitten wachten.
Voorzichtig wandelen om niet in de problemen te geraken.
Zich op gevaarlijk gebied begeven.

Men eet om te leven, maar men leeft niet om te eten.
Niet gulzig zijn.

Zien eten, doet eten.
Trek krijgen wanneer men iets ziet eten.

Zich de kaas van het brood laten eten / nemen.
Met zich laten sollen.

Daar heb jij geen kaas van gegeten.
Je hebt daar geen verstand van.

Het kaf van het koren scheiden.
Het onbruikbare van het bruikbare scheiden.

De kastanjes uit het vuur halen.
Het gevaarlijkste werk opknappen.

Het sop is de kool niet waard.
Veel moeite besteden aan iets die het niet waard is.

Veel in de pap te brokkelen hebben.
Veel te zeggen hebben.

Zo rot als een mispel.
Voor alles wat bedorven is.

Dat is mosterd na de maaltijd. (Vijgen na Pasen.)
Veel te laat.

Een harde noot kraken.
Met moeite een zware klus klaren.

Met de gebakken peren zitten.
In de problemen blijven.

Roet in het eten gooien.
Plannen verpesten.

Dat scheelt een slok op een borrel.
Het scheelde veel. Dat maakt een groot verschil.

De soep wordt niet zo heet gegeten als wordt opgediend.
Niet alle bedreigingen worden bijgevoerd.

Erbij lopen boor spek en bonen.
Van geen waarde zijn.

Verandering van spijs doet eten.
Verandering is prettig en stimulerend.

Holle vaten klinken het hardst.
Wie minst weet maakt veel lawaai.

Mossel noch vis.
Niet het één niet het ander. Men kan niet zeggen wat men aan hem zal hebben.

Vlees in de kuip.
Weten met wie je te doen hebt.

Water bij de wijn doen.
Iets kunnen toegeven.

Goede wijn behoeft geen krans.
Kwaliteit prijst zichzelf.

Met een korreltje zout nemen.
Niet alles letterlijk geloven.

Hoe later op de avond, hoe schoner volk.
Enkel goede vrienden durven laat bellen, welkom zijn.

Onder eenzelfde deken liggen.
Goed bevriend zijn.

Onbekend maakt onbemind.
Men voelt zich niet aangetrokken tot mensen die men niet kent.

Dat gun ik mijn ergste vijand niet.
Iets heel ergs.

Allmans vriend is allemans gek.
Je kunt het niet met iedereen goed doen.

Beter een goede buur dan een verre vriend.
Als men in nood is.

Vrienden moeten bij elkaar van de rekening blijven.
Vriendschap en zaken hou je best gescheiden.

Van je vrienden moet je het maar hebben.
Iets niet verwachten van je vriend(en) of iemand anders.

Even goede vrienden.
Na ruzie weer vriendschap.

Oude liefde roest niet.
Men blijft houden van wie men eens heeft lief gehad.

Een platonische liefde.
Veel bewondering hebben voor iemand maar die niet bereikbaar is.

Iets met de mantel der liefde bedekken.
Een fout niet kwadelijk nemen. (Vergiffenis schenken.)

Een middel tegen de liefde.
Iemand niet aantrekkelijk vinden.

Liefde maakt blind.
Verliefde mensen zien elkanders fouten niet.

Twee botsende auto's.
Een zoentje geven.

Op zijn achterhoofd vallen.
Niet goed snik zijn.

Lange armen hebben.
Veel invloed hebben.

Met open armen ontvangen.
Welkom zijn.

De baard in de keel hebben.
Een stemverandering.

Met het verkeerde been uit bed stappen.
Slecht gehumeurd zijn.

Geen voet aan de grond krijgen.
Proberen maar niet lukken.

Het been stijf houden. / Voet bij stuk houden.
Niet van z'n plannen afwijken.

Een blok aan het been.
Een last.

Zijn beste beentje voor zetten.
Zijn best doen.

Het zijn sterke benen/schouders die de weelde kunnen dragen.
Omgaan met rijkdom vraagt veel karakter.

Op eigen benen staan.
Zelfstandig zijn.

Met de staart tussen de benen vertrekken.
Bang, beschaamd vertrekken.

Wie zijn billen (gat) verbrandt, moet op de blaren zitten.
De gevolgen van je daden moet je dragen.

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Je kunt je toekomst niet ontkennen noch ontlochenen.

Blauw bloed hebben.
Van adel zijn.

Kwaad bloed zetten.
Zich ergeren, zich boos maken.

Geen rook zonder vuur.
Er is iets van waar.

Olie op het vuur gieten.
Erger maken.

Het vuur nauw aan de schenen leggen.
vb: Iemand heel scherp ondervragen.

Tussen twee vuren zitten.
Van twee kanten bedreigd worden.

Door het vuur gaan voor iemand.
Alles voor iemand willen doen.

Geen nieuws goed nieuws.
Als er geen nieuws is kan er zeker geen slecht nieuws zijn.

Dat is met bloed geschreven.
Dat is met de echte waarheid geschreven.

Het werk komt vers van de pers.
Zeer nieuw.

Het bloed onder de nagels vandaan halen.
Iemand kwellen, treiteren.

De hand in de eigen boezem steken.
Eigen schuld.

Een hoge borst opzetten.
Afkeuren, er niet mee eens zijn.

Op een volle buik staat een vrolijk hoofd.
Wie goed gegeten heeft is goed geluimd.

Onder de duim houden.
In bedwang houden.

Ui de duim zuigen.
Iets verzinnen.

Van gal overlopen.
Bittere opmerkingen zeggen.

Iets in de gaten hebben.
Weten wat een ander van plan is.

Op een haar na.
Het scheelde niet veel.

Haarklieverij.
Zich met onbelangrijke / futiele zaken bezig houden.

Hals over kop.
Zeer haastig.

Zich iets op de hals halen.
Zelf problemen  opzoeken.

De hand boven het hoofd houden.
Beschermen.

Er is iets aan de hand.
Er is iets gaande.

De hand op iets leggen.
Bezit verwerven.

De laatste hand leggen aan iets.
Iets afmaken.

Als de ene hand de andere wast, worden ze beiden schoon.
Wie samen werkt , praat ook goed over mekaar.

Iets met hand en tand verdedigen.
Grote weerstand bieden.

In de hand hebben.
Onder controle hebben.

Voor de hand liggen.
Eenvoudig, geen verrassing.

Iets naar zijn hand zetten.
Laten doen wat jij wenst.

Daar draai ik mijn hand niet voor om.
Erg gemakkelijk.

Vele handen maken licht werk.
Met veel mensen is het werk vlug klaar.

Onder handen nemen.
Bezig zijn met iets.

Twee handen op één buik.
2 mensen met delfde plannen.

De handen uit de mouwen steken.
Werken, helpen (met iemand).

Zijn haren rezen ten bergen.
Zeer kwaad, erg schrikken.

Aan de haren erbij slepen.
Zomaar iets bij voegen wat er niet bij hoort.

De wilde harden kwijt zijn.
Rustiger worden.

In de haren vliegen.
Ruzie maken, vechten.

Het hart op de tong dragen.
Zeggen wat men denkt, en voelt.

Zijn hart ophalen.
Vreugde beleven aan iets.

Het hart niet hebben.
Niet durven.

Het hart uitstorten.
Zeggen wat je dwars zit.

Een hart onder riem steken.
Steunen, aanmoedigen.

Waar het hard van vol is, loopt de mond van over.
Mensen praten graag over dingen waar ze mee bezig zijn.

Zijn hart stelen.
Dor iemand bemind worden, nauw aan het hart liggen.

Het op zijn heupen hebben.
Lastig zijn.

De hielen likken.
Zich kruiperig gedragen om voordeel te bekomen.

Het hoofd in de schoot leggen.
De strijd opgeven.

Voor het hoofd stoten.
Beledigen.

Boven het hoofd hangen.
Een dreiging die gaat komen.

Het hoofd boen water houden.
Doorzetten.

Over het hoofd zien.
Iets vergeten.

Zijn huid duur verkopen.
Felle tegenstand bieden.

Met huid en haar verslinden.
Helemaal verslinden / kapot maken.

De keel uithangen.
Iets beu zijn.

Onder de knie hebben.
Iets beheersen, iets kennen.

Een droge lever hebben.
Veel dorst hebben.

Iets op zijn lever hebben.
Iets vertellen wat hem dwars zit.

Twee linkerhanden hebben.
Onhandig zijn.

Zwaar op de maag liggen.
Veel denken over iets.

Door merg en been.
Overal doorheen gaan (geluid).

Beter hard geblazen, dan de mond verbrand.
Tijdig voorzorgen nemen.

De morgenstond heeft goud in de mond.
De waarde van vroeg opstaan.

Naar de mond praten.
Zeggen wat iemand graag wil horen.

Met de mond vol tanden staan.
Niet weten wat gezegd.

Zich uit de naad werken.
Hard werken.

De neus optrekken.
Iets afkeuren, iets te min vinden.

Op zijn neus kijken.
Zich schamen.

Praten als een kip zonder kop.
Praten zonder bij na te denken.

Een ezel stoot zich geen tweede keer aan dezelfde steen.
Geen tweede maal dezelfde fout maken / begaan.

Kippenvel van iets krijgen.
Grote schrik hebben van iets.

Een olifantenhuid hebben.
Veel kritiek kunnen slikken.

Er als de kippen bij zijn.
Zo vlug mogelijk erbij betrokken (willen) zijn.

Het is weer om er geen hond door te jagen.
Zeer slecht weer.

Het paard achter de wagen spannen.
Iets verkeerd aanpakken.

Van de os op de ezel. / Van de hak op de tak.
Van het ene naar het andere overschakelen.

Als men een hond wil slaan, kan men licht een stok vinden.
Als men iemand kwaad wil doen, vindt men gemakkelijk een voorwendsel.

Sprookweerden (spreekwoorden, gezegdes en spreuken die wat door elkaar gehaald zijn)

No comments:

Post a Comment