De gruwel van Houthulst (verhaal uit de Eerste Wereldoorlog)

English War Graves
't Hooge (Zillebeke, België)
In een bos in België, op nog geen 45 kilometer van de Nederlandse grens, ligt een enorme voorraad verboden gifgas. In de buitenlucht, wegroestend en nauwelijks bewaakt. De voorraad groeit nog iedere dag. Een ongeluk hier zou onvoorstelbare gevolgen hebben. Niet alleen voor België. Met een zuiden- of zuidwestenwind zou het dodelijke strijdgas gegarandeerd ook Nederland binnenwaaien. Ondertussen halen dieven met gemak granaten weg.

Het is lente in het bos Houthulst. Vogels fluiten in het struweel, konijntjes rennen over het pad: een lieflijk tafereel dat niet spoort met beelden van rochelende, stikkende, stervende soldaten.

De hoge bomen staan niet ver van de plaats waar ruim tachtig jaar geleden, in de namiddag van 22 april 1915, voor het eerst in de geschiedenis soldaten met gifgas werden bestookt.

Het waren Duitsers die dit wapen hadden bedacht. Toen de geelgroene wolk wegtrok, lagen vijfduizend geallieerde soldaten blauw en dood in hun loopgraven en waren er tienduizend voor het leven invalide.

De bomen van Houthulst verbergen nog meer. Verscholen tussen het ontluikend groen bevindt zich een open vlakte met tien betonnen platforms, elk omgeven door een lage aarden wal.

Daar liggen ze, opgestapeld op houten pallets, soms ook gewoon op de grond: tientallen, honderden, duizenden granaten - nog steeds gevuld met dodelijk chloorgas, mosterdgas, fosgeengas.

Achttienduizend blindgangers uit die Eerste Wereldoorlog. Driehonderdduizend kilo. Voldoende voor het uitroeien van miljoenen mensen. En iedere dag komen er meer bij.

De meeste gasgranaten zitten dik onder het roest, sommige zijn gedeeltelijk open gebarsten. Tientallen granaten lekken; die zijn voorlopig in een container gestopt.

We vragen aan commandant Philippe Pille waarom die dingen niet veilig in bunkers zijn opgeborgen. Zijn antwoord is van ontroerende eenvoud: "We hebben geen bunkers."

Erfenis
Dit gifgas is een angstaanjagende erfenis van de Eerste Wereldoorlog. Alleen België en Frankrijk hebben er mee van doen, want in die landen lag het Westelijk Front: een lint van loopgraven van waaruit de Duitsers en de geallieerden elkaar vier jaar lang over en weer bestookten. In totaal anderhalf miljard granaten werden afgeschoten. Dertig procent daarvan ontplofte niet.

In West-Vlaanderen, rond de stad Ieper, werd het front herschapen in één grote modderwoesternij. "Die modder was zo zacht dat granaten bij het neerkomen onvoldoende weerstand ondervonden om te ontploffen. De granaten gingen door die poelen heen als door boter. Blup! En de vette klei sloot zich er weer boven", zegt Pille.

Hij is in Houthulst de baas van de Dienst Opruiming en Vernietiging Ontploffingstuigen, zoals deze Belgische defensie-eenheid officieel heet. Het aantal scherpe granaten dat nu - tachtig jaar na dato - nog dagelijks wordt gevonden, neemt niet af. Integendeel. Tweeënzeventig 'ontmijners' hebben er een dagtaak aan - tweemaal zoveel als tien jaar geleden.

Alleen al hier in de streek rond Ieper komt elk jaar 200.000 tot 250.000 kilo aan scherpe granaten aan de oppervlakte. Twintigduizend kilo daarvan betitelt Pille eufemistisch als probleemmunitie: ze bevatten dodelijk strijdgas.

Al die granaten komen omhoog door de dynamische werking van de grond. Ze worden opgeploegd door boeren, of gevonden bij bouwwerkzaamheden. Zoals in het dorpje Harelbeke, waar bouwvakkers 78 gifgas-granaten opgroeven.

"Mensen denken dat dit spul na al die tijd niet meer gevaarlijk is. Niets is minder waar. De lading is chemisch onstabiel geworden en daardoor gevoelig voor schokken en wrijving. Bij sommige granaten houdt een veertje van slechts 1 mm dik een slagpin tegen. Wat denkt u dat er gebeurt als dat veertje doorroest? Elk jaar gaat het weer mis."

Concentratie
We lopen langs de platforms. De duizenden roestende granaten en cilinders zien er inderdaad op het oog onschuldig uit. Maar in een concentratie van 0,085 % in de ademhalingslucht leidt chloorgas al binnen enkele minuten tot de verstikkingsdood. Fosgeen is nog giftiger. En mosterdgas tast niet alleen de longen maar ook de huid aan. Mosterdgas, naar Ieper ook wel Yperiet genoemd, kan hele gebieden onleefbaar maken.

In 1988 al waarschuwde Pilles voorganger in een intern rapport tegen het blootstellen van deze munitie aan de weersomstandigheden: "Hoe langer deze munitie zo opgeslagen wordt, hoe meer ze ontaardt en des te gevaarlijker het wordt deze munitie in een later stadium te manipuleren."

Pille wijst op een monumentje. Het staat er ter nagedachtenis van vier ontmijners die laatst om het leven kwamen toen zij met een Duitse gifgas-granaat aan het werk waren. "Wat zich precies heeft afgespeeld weet niemand", zegt Pille. Toen de vier werden gevonden waren ze al dood.

Er staat een hek om het bos, maar verder is er geen spoor van bewaking te zien. "Waarom zouden we? Wie per se een gasgranaat wil hebben, kan ze hierbuiten gewoon vinden. Als boeren bij het ploegen zo'n granaat tegenkomen, steken ze hem vaak in een gat van zo'n betonnen telefoonpaal langs de weg. Iedereen kan hem dan meenemen."

Effecten
De effecten van deze helse wapens zijn verschrikkelijk. Dat bleek al gelijk bij het begin van de gas-oorlogvoering. Toen was nog geen sprake van granaten; het gifgas zat toen in grote cilinders. Op de ochtend van die 22ste april 1915 zagen Canadese soldaten vanuit hun loopgraven vreemde pijpen boven de Duitse borstweringen uitsteken. Ze begrepen niet waar die voor dienden.

Ze zagen ook niet dat beneden die borstweringen in totaal 5.730 grote gasflessen klaar stonden. Toen om 5 uur 's middags de wind draaide en de Duitsers de cilinders opendraaiden, stroomde in acht minuten tijd 149.000 kg chloorgas over het niemandsland, in de richting van de geallieerde loopgraven.

Om redenen die nooit zijn opgehelderd, werden de cilinders tegenover de Canadese en de Belgische stellingen die middag niet geopend. Het waren de Franse en de Algerijnse troepen die de volle laag kregen. Een arts van het Algerijnse bataljon schreef:

"Onze mannen werden verzwolgen door die mysterieuze wolk. Tegelijkertijd voelde ik de werking er van op mijn ademhaling: het brandde in mijn keel, ik kreeg pijn in mijn borst en ik kon vrijwel geen adem meer halen. Ik spuwde bloed en werd duizelig. Ik dacht ik verloren was."

Om zich heen hoorde hij gillen en schreeuwen van angst, hoesten, rochelen.

"Dodelijk beangste soldaten grepen naar hun keel, hun ogen puilden uit. Velen zakten in de loopgraven in elkaar. Anderen struikelden er uit in een poging de dodelijke wolk te ontlopen. Degenen die in de loopgraven achterbleven kronkelden in doodsangst, hun gezichten blauw, terwijl ze bloed hoestten uit hun gemartelde longen."

Enkele minuten later stormden uit het bos Houthulst duizenden Duitse soldaten, die daar verstopt hadden gezeten. Hun gezichten waren verborgen achter kleine gazen en katoenen maskers. Zij trokken achter de geelgroene wolk aan en doodden elkeen die nog niet gestikt was.

Nobelprijs
En nu staan we hier met commandant Pille in datzelfde bos Houthulst en kijken naar diezelfde Duitse cilinders, waarvan er dagelijks weer, nog altijd gevuld, boven de grond komen. Pille doet er het zwijgen toe als we de wetenschappers ter sprake brengen die deze gruwel bedachten.

Het behoort tot de wreedheid van de geschiedenis dat de vijf Duitse geleerden die bij de ontwikkeling van dit gas betrokken waren later alle vijf een Nobelprijs kregen.

Het begon met professor Walter Nernst die experimenteerde met Ni-granaten, gevuld met niespoeder. De Duitsers schoten 3000 van deze nies-granaten naar Britse en Brits-Indische troepen ten zuiden van Ieper, maar die merkten er niets van. Prof. Nernst kreeg in 1920 een Nobelprijs voor chemie voor zijn onderzoek naar thermodynamica.

Na Nernsts mislukking was het de beurt aan dr. Fritz Haber, die onmiddellijk aan de ontwikkeling van chloorgas begon te werken. Hij had veel succes. Hij kreeg zijn Nobelprijs reeds in 1918, een maand voordat de oorlog was afgelopen. Het Nobel-comité prees zijn synthese van ammoniak en waterstof als het 'eerste industriële proces waarbij op grote schaal gasvormige produkten tot reactie werden gebracht'.

Knappe koppen
Maar Haber had het niet alleen gedaan. Hij had in het Kaiser Wilhelm Institut in Berlijn drie knappe koppen in zijn team gehad. Dr. Gustav Hertz en dr. James Franck kregen hun Nobelprijs voor chemie in 1925. Dat was hetzelfde jaar waarin eindelijk het Verdrag van Genève tot stand kwam, waarin het gebruik van gifgas wereldwijd werd verboden.

Het vierde teamlid, dr. Otto Hahn, kreeg zijn Nobelprijs voor chemie, overigens speciaal voor atoombom-onderzoek, pas in 1946. Deze Hahn had in 1938 de eerste kernsplitsing op zijn naam gebracht.

Fritz Haber heeft dat alles niet mee mogen maken, want deze 'vader van de chemische oorlog', vluchtte in 1933 naar Engeland. Hij was jood en voelde zich in Hitler-Duitsland niet thuis. In datzelfde Engeland liepen toen nog meer dan honderdduizend veteranen uit de Eerste Wereldoorlog rond die leden aan de gevolgen van zijn ontdekking.

Keerzijde
Maar dit verhaal heeft ook een keerzijde: commandant Pille bukt zich en wijst naar een heel klein rondje, halverwege een granaat, nog geen centimeter in doorsnee. "Dit lijkt een gewone Britse granaat", zegt hij. "Maar via dit gaatje vulden de Britten hem met gas. Het gaatje werd afgedicht met een loden stopje. Het vinden van dat stopje onder al het roest is nu voor ons de enige manier om ze als gasgranaten te herkennen."

Want de Britten sloegen snel terug, destijds in die Groote Oorlog. Precies vijf maanden na de eerste Duitse gasaanval openden de Britten hun eigen gascilinders bij een aanval in Loos, in Noord-Frankrijk. Omdat de wind draaide woei het gas terug over hun eigen linies.

Daarna ontwikkelden de Britten werptoestellen die de gasbommen meer dan een kilometer ver konden gooien. In de volgende fase arriveerden de echte gasgranaten. Uiteindelijk werden de geallieerden de Duitsers in de gasoorlog de baas.

Volgens wat bekend is hebben de Britten in de Eerste Wereldoorlog 768 succesvolle gasaanvallen uitgevoerd. Duitse cijfers zijn niet bekend, maar ze zijn vermoedelijk slechts een fractie hiervan.

Omgewoeld
Het bos herbergt nog meer verrassingen: een paar honderd meter van de platforms met gifgas ligt een vlakte waar conventionele granaten, die geen chemische bestanddelen bevatten, onschadelijk worden gemaakt. Zo moet het slagveld er uit hebben gezien.

Iedere dag, behalve in de winter, worden hier tweemaal daags acht diepe gaten gegraven. In elk gat wordt een houten krat neergelaten die gevuld is 300 tot 400 kilo granaten. Een kleine lading TNT wordt er bij aangebracht. De gaten worden opgevuld met aarde.

Om 11.45 uur en om 16.30 uur gaan de sirenes. Enkele seconden later explodeert de munitie met veel geraas. Het terrein is omgewoeld alsof een kudde olifanten er te keer is gegaan. "Voor ons is de Eerste Wereldoorlog nog lang niet gedaan", zegt Pille.

Maar gasgranaten kun je hier niet laten ploffen. Vroeger werden ze in beton gegoten en in de Golf van Gascogne gedumpt: dat is in het zuiden van de Golf van Biskaje. In 1972 ratificeerde België het Verdrag van Oslo dat dit dumpen verbood. De krijgsmacht stopte er onmiddellijk mee. Maar de munitievondsten gingen natuurlijk gewoon door.

In 1980 lagen er in Houthulst weer 225.000 kilo gifgasgranaten opgestapeld. België deed een beroep op ontsnappings-clausule 9 van het Oslose verdrag dat dumpingen toestaat 'zodra de gezondheid van de bevolking in het gedrang komt'. Opnieuw werd - 'voor de laatste keer' - het gifgas in zee gedumpt.

Fabriek
Maar omdat de geschiedenis zich weer begon te herhalen heeft België een paar jaar geleden in het bos Houthulst een 'ontsmettingsfabriek' gebouwd, die meer dan 25 miljoen gulden heeft gekost. De fabriek beschikt over röntgenapparatuur om granaten door te lichten en zo te bepalen of de granaat gifgas bevat, of een conventionele springlading.

Robots maken de granaten vervolgens schoon en boren gaten in de gifgas-exemplaren. Daarna wordt het strijdgas er uit gezogen. Een afvalverwerkend bedrijf in Antwerpen moet het gas onder hoge temperaturen verbranden.

Alle verdachte granaten moeten zo stuk voor stuk worden doorgelicht en leeggemaakt. Alle achttienduizend die er nu liggen - plus wat er nog dagelijks bij komt. "En dat wordt niet minder. We gaan hier nog heel lang bezig zijn", vreest Pille.

Hij vertelt over dat oorlogskerkhof, hier vlakbij, waar plotseling het gras en de plantjes verdorden. Niets wilde meer groeien. De plek werd groter en groter. "We zijn er gaan graven en ja hoor, een lekkende gasgranaat."

De wandeling door het bos loopt ten einde. Op het pad, tussen de opgestapelde gasgranaten, struikelen we bijna over een dood konijn, half weggerot. "Schrik niet", zegt Pille haastig. "Die is gewoon gestorven door myxomatose."


Bronnen:
"Gas! - The battle for Ypres, 1915", by J. McWilliams and R.J. Steel. Vanwell Publishing Ltd (St. Catharines, Ontario, 1985).
"Battlefield Archeology", by John Laffin. Hippocrene Books (New York, 1987).
"First World War", by Martin Gilbert. Weidenfeld and Nicolson (London, 1994).
"De Eerste Wereldoorlog - Het Westfront", door Peter Simkins. Rebo (Lisse, Nederland, 1992).
"1914-1918 - Voices and images of the Great War", by Lyn Macdonald. Penguin Books (London, 1991).
"Douglas Haig - the educated soldier", by John Terraine. Leo Cooper (London, 1990).
"14-18 - De Eerste Wereldoorlog", door drs. R.L. Schuursma e.v.a. (tien delen). Amsterdam Boek BV (Amsterdam, 1975).
"Velden van weleer", door Chrisje en Kees Brants. Nijgh & Van Ditmar (Amsterdam, 1993).
http://www.geocities.com/~worldwar1/default.html

No comments:

Post a Comment